Aangeleerd gedrag
Aangeleerd gedrag
Aangeleerd gedrag wordt verkregen tijdens het leven van een dier, als reactie op wat zich in de omgeving afspeelt. Aangeleerd gedrag is flexibelen dan aangeboren gedrag en maakt het voor het dier mogelijk zich aan te passen aan veranderende omstandigheden in de omgeving. Aangeleerd gedrag kan heel wat verschillen van individu tot individu binnen dezelfde soort.
Gewenning
In de loop van hun leven leren organismen een onderscheidt maken tussen belangrijke en niet-belangrijke prikkels. Na een poosje volgt er geen reactie meer op een onbelangrijke prikkel.
Vogelverschrikkers dienen om vogels af te schrikken, toch kennen vogels na verloop van tijd het verschil tussen wat gevaarlijk is en wat niet.
Inprenting
In de prilste levensfase leren heel wat jonge dierende vorm, het geluid en/of de geur van hun ouder of geboorteplek herkennen. De opgepikte informatie of gedragingen kunnen niet meer vergeten of afgeleerd worden.
Zo'n voorbeeld is dat van Konrad Lorenz, dat wordt uitgelegd in het filmpje hiernaast.
Nabootsing/immitatie
Heel vaak nemen organismen het gedrag van hun soortgenoten over. Dat werkt meestal goed voor jonge dieren.
Zo leren vinken zingen door goed te luisteren en door immitatie van hun soortgenoten.
Klassiek conditioneren
De Russische onderzoeker Ivan Pavlov (1849-1936) merkte op dat honden veel speeksel produceren net voor ze voedsel krijgen. Hij noemde het fenomeende natuurlijke prikkel en het kwijlen de reflex.
Experiment:
Gedurende enkele dagen luidde Pavlov een bel, een niet-natuurlijke prikkel, net voor hij de honden te eten gaf. Daarmee bood hij tegelijk de natuurlijke en niet-natuurlijke prikkel aan. De honden toonden ook bij die combinatie telkens een reflex.
Uiteindelijk kwijlden de honden zodra de bel luidde; zelfs als er geen voedsel in de buurt kwam, vertoonden de honden de speekselproductiereflex.
Door klassiek conditioneren reageert een organisme dus met een reflex op een niet-natuurlijke prikkel nadat dit organisme de niet-natuurlijke prikkel leerde in verband brengen met een natuurlijke prikkel.
Operant conditioneren
Bepaalde gedragingen van dieren kunnen worden versterkt of afgezwakt door een systeem van beloning en bestraffing. Zo leert een hond erg snel dat hij een pootje moet geven wanneer je hem een hondenkoekje voorhoudt. Eén keer het pootje gegeven, wacht hem immers een beloning.
Trial-and-error / proefondervindelijk leren
Bij een nieuw probleem kan een organisme iets willekeurigs proberen en het effect afwachten. Wanneer het effect niet het verhoopte resultaat oplevert, wordt wat anders geprobeerd. Wanneer het dier uiteindelijk toch beloond wordt, is dat eerder toevallig en na diverse pogingen. Het is leren door het effect van je gedrag. Wanneer het gedrag uiteindelijk toch beloond wordt, treedt pas operant conditionereing in werking.
Oefenen / herhalen
Ongeacht welke vorm van aangeleerd gedrag, het staat als een paal boven water dat oefenen en herhalen aangeleerd gedrag kan verfijnen.
Leren door inzicht
Wanneer een organisme in staat is een probleem zonder herhaaldelijk proberen, noch toevallig slagen op te lossen, spreken v-we van leren door inzicht. Vaak gebruiken dieren gedrag dat in volledig andere situatie geleerd is om een nieuw probleem op te lossen.
Over het algemeen hebben de organismen met een complex zenuwstelsel een grotere capaciteit om nieuwe reacties te leren en zo hun gedrag aan te passen.: de complexiteit van het gedrag is verwant met de complexiteit van het zenuwstelsen van het organisme.
Het kunnen leren is dus ook erfelijk bepaald; de mate waarin geleerd wordt, is afhankelijk van het milieu. Het uiteindelijke gedrag van een dier wordt dus bepaald door zijn erfelijke aanleg, zijn leervermogen en het omgevende milieu.